Een speler kan alleen buitenspel staan op de helft van de tegenstander. Op eigen helft is het dus in geen enkel geval mogelijk om strafbaar buitenspel te staan. Wanneer sta je als speler nou eigenlijk buitenspel? Als je als speler dichter bij de doellijn dan de voorlaatste speler op het moment dat je van een medespeler een pass krijgt, sta je strafbaar buitenspel. Als je op een lijn staat met de tegenstander sta jij geen buitenspel. Alleen als je er met een lichaamsdeel waarmee je kunt scoren voor een tegenstander staat kun je buitenspel staan. Mochten je handen en armen buitenspel staan, dan is dit dus geen strafbaar buitenspel, omdat je met deze lichaamsdelen niet mag scoren.
Je kunt ook buitenspel staan zonder dat je de bal aanraakt. Als je in sommige gevallen zonder de bal toch meedoet aan het spel. Zo kun je buitenspel staan door in de baan van het schot te staan of een tegenstander beïnvloedt tijdens de aanval. In sommige gevallen kun je nooit buitenspel gaan. Stel je voor je krijgt een inworp dicht bij het doel van de tegenstander en je staat tussen de keeper en de voorlaatste tegenstander, dan kun je nooit buitenspel staan als je de bal toegeworpen krijgt. Dit geld hetzelfde voor een doelschop, een hoekschop en een scheidsrechtersbal. Nadat er buitenspel heeft plaatsgevonden krijgt de verdedigende ploeg een vrije trap en wordt het spel hervat zodra zij deze vrij trap hebben genomen. Dit is een indirecte vrije trap die op de plek wordt genomen waar buitenspel werd geconstateerd.
Terug naar Buitenspel
